Geïmplanteerde medische apparatuur
Ter voorkoming van storingen van het apparaat raden fabrikanten van medische
apparaten aan minimaal 15,3 centimeter afstand te bewaren tussen een draadloos
apparaat en een geïmplanteerd medisch apparaat, zoals een pacemaker of
geïmplanteerde defibrillator. Personen met dergelijke apparaten moeten met het
volgende rekening houden:
● Houd het draadloze apparaat altijd op meer dan 15,3 centimeter afstand van het
medische apparaat wanneer het draadloze apparaat is ingeschakeld.
● Het draadloze apparaat niet in een borstzak dragen.
● Houd het draadloze apparaat tegen het oor aan de andere kant van het lichaam dan
de kant waar het medische apparaat zit om de kans op een potentiële storing te
minimaliseren.
● Schakel het draadloze apparaat onmiddellijk uit als er enige reden is om te
vermoeden dat er een storing plaatsvindt.
● Lees en volg de instructies van de fabrikant van het geïmplanteerde medische
apparaat.
Als u vragen hebt over het gebruik van het draadloze apparaat wanneer u een
geïmplanteerd medisch apparaat hebt, neemt u contact op met uw zorginstelling.
Aanvullende veiligheidsinformatie
© 2008 Nokia. Alle rechten voorbehouden.
59